Lucebert exposeerde voor het eerst in 1948. In dat jaar kwam hij ook in contact met de Experimentele Groep, de Nederlandse exponent van de latere Cobra-groep. Hij schreef het gedicht Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia voor het tweede nummer van Reflex. Dit was de start van zijn dichterscarriere.
Zowel als dichter en als schilder krijgt hij steeds meer erkenning. In 1962 kreeg Lucebert als nog de Poezieprijs van de gemeente Amsterdam, gevolgd door in 1965 de Constantijn Huygensprijs en in 1967 de P.C. Hooftprijs voor zijn hele oeuvre. Daarna wijdde hij zich voornamelijk aan de beeldende kunst met internationaal succes.
Vanaf 1965 woonde Lucebert afwisselend in Bergen (NH) en Javea (Spanje). Over zijn eigen manier van werken en de relatie dichten en schilderen heeft hij het volgende gezegd:
�Tot schilderijen maken geeft de tekening geen aanleiding. Net zo min geeft de tekening aanleiding tot gedichten en het gedicht ook geen aanleiding tot schilderijen of tekeningen. Dat staat voor mij allemaal los van elkaar: het zijn drie kompartimenten. Het kan elkaar enigszins overlappen, doordat het maken van een gedicht weer meer tijd vergt dan het maken van een tekening. In zoverre lijkt een gedicht maken nog meer op schilderen.�
�Mijn gedichten komen door montage handelingen tot stand en daar kan ik gewoon aan knutselen, zoals ik in zekere zin ook wel aan mijn schilderijen knutsel�. |
Dertien jaar later verscheen zijn volgende bundel Oogsten in de dwaaltuin (1981). Het volgende jaar verscheen De moerasruiter uit het paradijs. In 1983 ontvangt Lucebert de Prijs der Nederlandse letteren, de hoogste literaire onderscheiding in het Nederlandse taalgebied.
|
Original artwork and poems by Lucebert Copyright © erven Lucebert.
Lucebert Interactive, Copyright 1995, 1996, 1997 © erven Lucebert and Virga Programs and functionality's Copyright 1996, 1997 � BaseNet Internet Projects Virga is sponsered by BaseNet Internet Services and BaseNet Internet Projects |